In het holst van de nacht
rolde
de wereld weer voor mijn ogen
Een geluid
had ze opengebroken
heel plots
toen de maan nog stralend
in haar wolkendeken lag te slapen.
Het was de leegte:
ze was van de vensterbank
gevallen
en
gebroken – gebroken lag ze
op de grond als een gebroken hart
als een open wond
en ze keek mij aan met een blik
die alleen ik verstond
en niet negeren kon;
zodat ik angstig en trillend
in het licht van de parel aan de nachtelijke hemel
mijn eigen ziel aan stukjes sneed
en met haar reepjes
de leegte
weer aaneenkleefde.
Met een glimlach plaatste ik haar weer
voor het raam waar ze altijd staat – berust
keerde ik weer
naar mijn eenzame
slaapsarcofaag –
wetende
dat mijn leegte
weer geheel was