Gedichten zijn kiezels
in de grond van de realiteit:
volkomen ontdaan
van het leven dat rondom hen
weelderig groeit
en toch
toch zijn het zij die overblijven
in de onverschillige zeef van tijd –
de zeef die vruchtbare grond
reduceert tot een hoop stenen
en er een pad
mee aanlegt
immer
in richting van het verleden